Via Australis, Follow up 4
Door: Siep
Blijf op de hoogte en volg Siep en Sieta
29 Mei 2015 | Australië, Jabiru
Jabiru, Kakadu Nat. Park, 12.5 Z.B., 132.9°O.L.
Op Darwin na, onze eindbestemming over een week, hebben we ons noordelijkste punt bereikt op het Australische continent.
We bevinden ons in Kakadu National Park, één van de grootste Nationale Parken ter wereld, en staande op de werelderfgoedlijst van de UNESCO.
Gagudju, de verzamelnaam van de vele aboriginalvolken, die hier leven, is een territoriaal onderdeel van Arnhemland, het oudst bewoonde deel van Australië.
70.000-60.000 jaar geleden arriveerden hier, tijdens een strenge ijstijd, waarin de zeespiegel zo'n 70 meter lager stond dan nu, de eerste stamvaders-en moeders van de Aborigine volken, komend uit Azië en Indonesië. De Timor- en Arafura Zee tussen de Indonesische archipel en de Australische noordkust moeten in die tijd over te steken zijn geweest op b.v. bamboevlotten. De afstand kan niet veel meer dan 90 km. hebben bedragen, bosbranden op het Australische continent moeten zichtbaar en geurbaar zijn geweest en wolkenluchten kunnen 'land' betekend hebben.
Als we dan de Aboriginal cultuur als één van de oudsten ter wereld kunnen bestempelen, dan is het heel droevig te beseffen, wat de blanke Europeanen dit volk hebben aangedaan. In alle dorpjes, waar wij doorheen rijden, treffen we Aboriginal mensen aan, die je nauwelijks aankijken, die er verloederd en arm uitzien, rondhangen rond eenzame roadhouses of tankstations, waar borden hangen met strenge opschriften, b.v. dat alcoholverkoop voor 14.00 uur verboden is, ook in de soms aanwezige winkelcentra.
"There is many crime here" aldus een vrouw bij de kassa in Katherine. Benzinesnuiven is gemeengoed onder de Aboriginal jeugd.
Het is dieptriest, als we letterlijk kunnen zien, dat de vele kleine Aboriginal families, die we onderweg proberen in de ogen te kijken, de weg letterlijk kwijt zijn.
De nomadische cultuur is vrijwel onmogelijk gemaakt, toen de enorme boeren-ranges ontstonden, eerst met schapen, maar toen dat dat mislukte, met de huidige succesvolle Brahman-koeien.
In de deelstaat Tasmanie zijn de oorspronkelijke Aboriginal volken vrijwel uitgeroeid, op het Australische vasteland is een beleid gevoerd van reservaten en slavernij.
Tussen 1910 tot nog circa 1970 zijn kinderen en baby's weggehaald bij hun ouders, om te worden 'geresocialiseerd' in instituten en bij blanke families.
Pas onder een nieuwe, sociaal-democratische regering onder leiding van minister president Kevin Rudd, wordt op 13 februari 2008 een nationale dag van Sorry uitgeroepen.
Symbolisch zijn de woorden van de premier, die live op TV het parlement in Canberra toespreekt. Er vloeien rijkelijk tranen op de publieke tribune, bevolkt door vertegenwoordigers van de diverse aboriginal gemeenschappen als het historisch excuus luidt :
"Voor de pijn, het lijden en het kwetsen van de gestolen generaties, hun nageslacht, achtergebleven families en gemeenschappen, zeggen wij sorry.
Tegen de moeders en de vaders, de broers en zussen, voor het uiteenscheuren van families en gemeenschappen, zeggen wij sorry.
En voor de onwaardige behandeling en de vernedering van een trots volk met een trotse cultuur, zeggen wij sorry".
En steeds bedenken wij, als we door de eenzame noordelijke savanne reizen, dat het nog maar zo kort, zelfs minder dan honderd jaar is, dat hier gereisd kán worden: zo van oost naar west.
Op woensdag 20 mei rijden we bij een temperatuur van 34°C en volop zon vanuit 'Cape Crawford', gelegen op de aansluiting van de Tablelands Hwy. op de Carpentaria Hwy., die laatste highway westwaarts op. Al na enkele km's wijst de chauffeur in een truck uit tegengestelde richting met zijn arm uit het raam naar boven. Argeloos kijken we naar de hemel, of er wellicht een roofvogel of erger, een helikopter, op ons dak gaat landen, als Sieta met grote, heldere ogen aan mij vraagt of ik het hefdak wel vastgezet heb. Tot mijn schrik besef ik, dat Sieta wel het dak naar beneden getrokken heeft (een zware handeling, binnen hangen aan twee grote handgrepen aan het dak), maar ik vervolgens vergeten ben de vier metalen dakklemmen op de hoekpunten aan te spannen en vast te zetten!
Gelukkig geen schade! Nogmaals onze dank, onbekende chauffeur!
Even later kan ik weer op de rem, als we een Australian Bustard vlak voor de wielen krijgen. Zo'n bustard is een prachtige, trotse, 50/75 cm grote loopvogel. Wat een mazzel...
Dan, ten derde male die ochtend, stoppen we bij een enorme 'corral', eindelijk eens vlak bij de weg, die behoort bij de enorme farm 'Tanumbirini', de enige menselijke bewoning tussen de 270 km van 'Cape Crawford' en de Hi-Way Inn, een roadhouse aan de centrale slagader van Australië, de Stuart Hwy., die van Adelaide dwars door het continent zuid-noord naar Darwin loopt.
Als wij de enorme koeien- en kalverenmenigte binnen de stofwolken van de omheinde kraal staan te filmen en fotograferen, komt een kleine tanige, al wat oudere cowboy op ons af en vraagt beleefd, waar we vandaan komen. Als hij vervolgens hoort, dat we onschuldige Nederlanders zijn en bovendien ook nog wat verstand van vee blijken te hebben, begint hij 100-uit te vertellen. Als we maar geen lid zijn van een actiegroep tegen het onthoornen van de vee-stapel. Want daar zijn ze mee bezig, de horens moeten er af en dat is, soms hoorbaar, een bruut karweitje. Zijn twee zoons, twee aboriginal-werkers, twee contractors en een Italiaanse backpacker, die van wanten weet, drijven koeien tegen een kooi, waar ze klemgezet worden. En onder rammelend gestamp, lenig ontwijken en vastpakken van de werklui, worden, begeleid door grote stofwolken uit de droge kraal, de horens eraf gezaagd. En dat wordt in Australië, door dier-activisten en zo, niet altijd gewaardeerd. De ene farmer doet het wel, de andere niet, want in het beboste savanne-landschap zien we ook vaak prachtige gehoornde koeien en stieren rondlopen.
Onze cowboy, afkomstig uit Queensland, woont sinds 15 jaar als zetbaas op deze Northern Territory-farm, heeft ontstoken oogleden rond kleine, priemende ijsblauwe ogen en ferme kaken, die een rommelig gebit bevatten, waardoor zijn zwaar Australisch accent nadelig beïnvloed wordt.
Toch verstaan we heel goed, dat hier zo'n 1000 beesten bijeengedreven zijn, uit een kudde van 3000, die hier zeker 80 km² savanne = open bosland tot de beschikking heeft.
En zoveel koeien is ook een bestaansminimum, volgens hem, voor een boerenfamilie bestaande uit een gezin en twee vaste werklui. Trouwens, zo'n Brahman-koe kan dagelijks makkelijk 25 km lopen om één van de weinige waterputten op dit droge territorium te bereiken. Onze Europese koeien, waaronder de Friese koe (die we in de Queensland Tablelands een enkele keer aantreffen), doen niet meer dan 5 km per dag!
Luie zwart-witte melkwezens dat ze zijn!
De eenbaans-asfaltweg, met brede, rode gravel-shoulders, golft op en neer, tussen de eindeloze boomvlakten van eucalyptus (=gom) bomen van wel 400 soorten en maten, klein van stuk, omdat water schaars is, acacia's in allerlei staten van bloei en she-oaks, die wij niet als eiken herkennen, maar als een sparrensoort.
We eindigen kapotgekeken op de campside van de fameuze Daly Waters Pub aan de Stuart Hwy. De naam zegt het al, hier werd 150 jaar geleden water gevonden, tijdens de eerste expeditie van Stuart, die als eerste blanke, dwars door Australië, van Adelaide richting de kust bij Darwin trok. Het was 23 mei 1862 toen hij, naar zeggen, zijn initialen kerfde in een grote boom. Zijn expeditie, op zoek naar een route voor een telegraafverbinding van zuid naar noord, werd afgestopt door vijandelijke, lokale Aboriginal stammen. Wij fotograferen deze Stuart Tree, een dode stomp op een eenzame plek. Het verhaal is mooi.
Met die oogst hadden we een buitengewoon gezellige zang-avond op het terras van de pub. De pub is donker en volledig behangen met collectibles, zoals: muntbiljetten, slippers, b.h.'s en ander ondergoed, vlaggetjes, waaronder een Friese uit Franeker, bierreclame's, en ga zo maar door. Zelfs een paar klompen met oranje vlag aan een paal!
Cowgirls serveren een voortreffelijke maaltijd met de keuze uit een Steak-meal, Barra-meal ( Barramundi-vis) en anders niet. Voor mij de Barra en voor Sieta een heerlijke side- salat met zoute frieten. Eerst een optreden van een oude cowboy met gitaar, die liedjes zingt van Ricky Nelson, de Stones en andere oudvader-artiesten, met een zelf opgenomen band op de achtergrond. Daarna de sympathieke Marianne van Sieta's leeftijd met een groot repertoire aan bekende songs. Het noodt uit tot dansen en meezingen. Een voortreffelijke Shiraz uit de omgeving van Perth sluit hier naadloos bij aan!
De start van de volgende dag in de outback mag je gerust verrassend noemen. Wij gaan onderweg, via het fameuze tapijt van asfalt van de Stuart Hwy. naar Mataranka en Katherine, om dan b.v. het Nitmiluk Nat. Park ten noorden van Katherine te bezoeken, als we elkaar na 20 km aankijken. We bestuderen het snelheidsbord 130, grote camper- en caravanrijders groetend, en de vele Road-trains ontwijkend!
We voelen een brok in de keel, we kunnen nog niet aan deze beschaving wennen. We bestuderen de kaart in het besef nog een week over te hebben, voordat we Kakadu Nat. Park willen bereiken, en keren resoluut om...
We rijden 50 km naar het zuiden tot het Dunmarra Roadhouse, waar we inkopen doen, tanken, en westwaarts de gravel-road van de Buchanan Hwy. oprijden.
Opnieuw op avontuur.
We willen doorsteken naar de Victoria Hwy., ver in het westen, de grote route van Perth naar Katherine. Bij Timber Creek aan de Victoria River moeten we dan uitkomen.
60 km ten westen van Dunmarra, midden op de woestijn-savanne, kruisen we het ijzeren lint van de eenzame Australian Railway. We leggen ons oor op de stalen rails, maar horen geen gezoem: de trein van Alice Springs naar Darwin is helaas niet nabij.
Het is 15.30 uur, als we bij Top Springs de kruising van de Buntine Hwy. bereiken, een armzalig tankstation met een nog armzaliger campside erachter. Jeeps met aboriginal mensen hangen hier om, met lege blikken in bloeddoorlopen ogen. Zware schedels, diepe neusbruggen, zwart krullend haar en heel zwaar stinkend naar zweet. Ongewassen kleding bij 34°C, stof overal. Een road-train komt diesel tanken. Die kost hier $2,30, omgerekend, €1,75, 1 dollar duurder per liter dan aan de Oostkust. De beschaving wordt in deze verlaten streek duur betaald, ook voor dat arme volk van Aborigines, niet één volk, maar versnipperd in duizenden volken, voormalig jachtveld van maximaal een paar families. Dat is onoverbrugbaar naar de huidige tijd...
We rijden door naar het westen, de ondergaande zon tegemoet, via de prachtige farm van de Victoria River Downs, met duizenden witte papegaaien op de kraalhekken van de kalveren, die daar een drinkgoot hebben. De papegaaien, Little Corella's, duiken koppie-onder om van hun vlooien af te komen. Er staan 2 helikopters op het erf. De boer komt met twee kleine kinderen onze kant omfietsen. Het einde van een lange werkdag. Wij en zij zwaaien vriendelijk. Een auto zijn we al in een uur niet meer tegengekomen.
We zijn door diverse ondiepe creeks, soms droog, gedoken en gaan 4WD dwars door twee diepere rivieren, de Armstrongs Coolibah en de nog jonge Victoria River itself. De auto trekt als een lier de steile oevers op en af. Bij de, overigens verboden, afslag naar het Victoria River Research Station, een Northern Territory onderzoekscentrum, vinden we een kleine grindparkeerplaats op 30 meter van de weg, verstopt achter een lage eucalyptus opslag. We hebben 400 km rode gravel-road en stof achter de rug. een onvergetelijke ervaring.
Dan daalt daar de grote stilte van de outback over ons neer, onze oren suizen nadat we de motor afzetten. Sieta kookt een eenvoudige, doch voedzame maaltijd, vliegjes en mugjes komen op ons licht af en sprinkhanen van bijna 10 cm springen op en om ons heen. We trekken om 21.00 uur ons camperbedje uit en duiken bij een temp. van 36°C ons bed in. We hebben 40 liter water mee in de tanks, we wassen ons simpel bij het afwasteiltje, wat hebben we nog meer nodig...
's Nachts worden we wakker van twee daverende road-trains-veewagens, ongetwijfeld op weg naar de Victoria Downs-farm, er moet vlees afgevoerd worden.
We hebben de volgende dag diep respect voor de vrachtwagenchauffeurs, die deze gravel-road, met steile dips, en zeer bochtig in de lage bergen van de Stokes Range, 's nachts berijden.
Met vier aanhangers....moeten ze soms stapvoets door kreken en kuilen.
De nachttemperatuur in de camper bedraagt 30°C, maar toch weigeren we van de mogelijkheid gebruik te maken de aanwezige airco aan te zetten. We willen die zalige stilte, met de eerste vogelgeluiden om vier uur, niet doorbreken. Het is een kwestie van aanpassen, zweten en stilliggen. Zo is het ook met tijd, we hebben na 5 weken geen besef meer, dat het hier momenteel 7.5 uur later is dan thuis. Alleen tijdens communicatiemomenten ga je rekenen en beseffen. Maar aangezien hier in de outback op de meeste plekken geen ontvangst is van wat dan ook, zelfs een s.o.s. niet, laat staan Wifi, raken we los van de rest van de wereld.
Nieuws, in drie weken al niet meer gezien of gelezen. Leeft van Gaal nog, is Rutte nog aan het bewind? Van de kinderen vernemen we zo nu en dan nieuws natuurlijk, vooral, dat het in Nederland soms toch slecht weer is. Crisis, over een week verhuizen we weer naar Nederland!
Bij ons begint de dag op 22 mei 's ochtends bij vertrek met een dikke slang op de weg. Rij ik over hem heen? We stoppen, en duiken met de camera's in de aanslag, op onze glimmende kruiper. Hij is zo levendig als wat, mazzel voor hem, dat het een stenige gruisweg is. We volgen hem enige meters de bosjes in. Hij heeft een zwarte, kleine kop, en een naar schatting 1.30 lang lichaam, groen-bruin verticaal gestreept. Boekjes er later bij: de Black-headed Python, niet giftig, maar kan wel venijnig bijten als hij in het gedrang komt.
Via de schitterende Jasper Gorge kruisen we de hoofdkam van de Stokes Range, temidden van het Judbarra Gregory Nat. Park. Een groot eenzaam bergpark, waar nauwelijks paden of wegen door lopen. Bar, woest en rood.
En groen, want in de gorges staan prachtige Livistone humilis palmen en Pandanus Spirales (Pijnboompalmen).
Een mooie wilde wandeling langs een kreek, met groen water en waarschuwingsborden voor crocs, levert een troep Crimson Finches op: bijna rode, kleine vinken en diverse iriserende groen-rood-gele etc. Rainbow Bee-eaters.
We komen vroeg aan op de stille campside van Timber Creek aan de Victoria Hwy. Het is nog maar 13.00 uur, maar we zakken even onderuit bij de eerste pizza in weken, na deze stoffige Savannah Way van 490 km.
In Aboriginal taal heet de campside 'Wirib', het Aboriginal woord voor 'boab'. Dankzij de doorsteek naar deze machtige rivier in het westen, de Victoria River, die uitmondt in de Joseph Bonaparte Gulf, krijgen we de beroemde Boab-bomen te zien. Slechts in de Kimberley's, even westelijker, en hier langs de rivier, groeien deze korte, dikke, flesvormige bomen. Ze behoren tot dezelfde familie als de Bottle Tree.
Ze worden meestal niet hoger dan 15 meter, zijn dus één en al stam, tot wel, zo lezen we, een omtrek van tien meter, en hebben merkwaardig korte takken in hun kroon, piekerig omhoogstekend. Alleen in het regenseizoen, de natte tijd, kunnen ze blad dragen en vruchten krijgen. Wij zien nu meestal kale takken, sommige met dikke, kokosnootachtige vruchten.
Naast onze camping bevindt zich een winkeltje met een terras, waar ook een boottocht op de rivier geboekt kan worden. Dus om 16.00 uur zitten we op een open raceboot met een gezelschap van 10 mensen, de winkelbaas Neville als reisleider. En wat voor één.
Hij woont al 35 jaar in Timber Creek en weet alles van de natuur ter plaatse. En van alles, wat in de laatste 50 jaar plaatsgevonden heeft in deze gebieden. We racen van de ene oever naar de andere, wel 50 km/uur, van krokodil naar cattle, dat aan de oever staat te drinken, de zon zakt steeds lager, tot we bij een rivierplatform komen, 35 km stroomafwaarts, daar waar de Victoria (zo breed als de Waal bij Nijmegen) tegen de vuurrode, gekartelde bergrug van de Yumbarran Range aanloopt.
'Bradshaw', een mislukte boerenfarm tegen de range aan, krijgen we in de verrekijker te zien, terwijl Neville catfish vangt om arenden en andere sluwe roofvogels te lokken op zijn platform. We krijgen prachtige duikvluchten te zien om de gratis catfish te vangen. De vogels weten het allemaal al...het spel en de knikkers.
Bij de hapjes, die Neville aan ons uitdeelt, zitten ook de geopende vruchten van de Boab. Er zitten harde niervormige pitten in, maar het vruchtvlees smaakt lekker, droog en vezelig als het is. De Aborigines eten deze vrucht tegen maag- en darmklachten. Het is hun favoriete M(aag) D(arm) L(ever) medicijn.
Tussen de Boabs en andere shrubs van deze open bossen vinden we hier ook kale, sprietige, Kapok Trees. Ze vallen nu in het droge seizoen op, omdat ze prachtige, fijne gele bloemen dragen, een apart gezicht op de kale takken. In het natte seizoen gaan ze vruchten dragen, die openspringen en een wollige kapok-achtige inhoud vertonen. De aborigines gebruiken dit kapok bij hun ceremoniën, om het haar en het gezicht mee op te fleuren.
Als we de volgende morgen naar de zogenaamde Police Lookout rijden, een uitkijkheuvel in een bocht van de Victoria River, zien we twee 'freshies' op een keienbank liggen....
het is laag water, ook hier 150 km van de kust, wel een meter verschil: een echte getijden rivier! Aan de horizon stijgen boven het enorme Bradshaw Field, nu een militair oefenterrein van 90 km², Amerikaanse gevechtshelikopters op. Werkelijkheid boven een onwerkelijk mooi landschap!
We nemen moeilijk afscheid van de rivier en de mooie Boab-bomen, duiken 40 km verder naar het noorden nog even een afslag 'Old Victoria Crossing' in en durven via hobbelkeien onze Toyota naar beneden te sturen en staan stil op de zandige en rotsige bedding van een al veel smallere rivier. Hier geen getijden meer, hoogstens zondvloedachtige regens in de zomer, die deze kalme stroom kunnen veranderen in een alles met zich mee sleurende wildwaterrivier.
De Victoria Hwy. naar Katherine is een veel stillere weg als de Stuart Hwy. middendoor het continent. Op zondag 24 mei, eerste Pinksterdag, arriveren we op de luxe Big4 campside van Katherine. De receptioniste had nog nooit gehoord van 'Pentecost', het Engelse woord voor Pinksteren. Het zijn onbekende dagen in Australië. Zijn we toch nog behoorlijk religieus in Nederland, zeker als we de maandag vrij-af hebben!
Katherine is een wat grotere plaats, gelegen op een noordelijk kruispunt van wegen: de Victoria Hwy. sluit hier aan op de Stuart Hwy. Het telt zo'n 10.000 inwoners en...we kunnen een nieuwe SD-kaart kopen voor Sieta's fototoestel. Siep had de zijne, die nog 980 foto's kon maken, deemoedig ingeleverd bij de hoofdfotograaf, die 'los' was.
Maar, eindelijk kan ik ook weer fotograferen en filmen...
In de middag leveren we een knappe prestatie, door in de hitte van 36°C een wandeling langs de Katherine River te maken. 6 km van campside naar dorp langs de zuidoever, waar een hete bron halverwege toch verkoeling brengt. De bron watert onder een temp. van 45°C af in een diep-blauwe kreek onder een dicht geboomte, 2 meter boven rivierniveau. Mensen, vooral met kinderen, zoeken hier 'verkoeling' en vertier, in het kraakheldere bronwater.
Na een stuk dark-brown Mudcake (mjammie!) en een double-shot cappuccino, dwalen we langs de prachtige beboste noord-oever, te bereiken via een 100 jaar oude spoorbrug, die nu voetganger-brug is geworden, terug richting camping.
In die Melaleuca-bossen spotten we diverse vogels, waaronder een doodstil loerende White-bellied Sea Eagle. Weliswaar ver van zee, maar wel een brede visrivier!
(Melaleuca zijn een soort eucalyptussen met een donkere bast om de metershoge stam waaruit takken ontspringen die een spierwitte bast hebben)
Ook de Rufous Whistler ontsnapt niet aan de aandacht van de verse SD-kaart!
Na 12 km wandelen is het heerlijk afkoelen in het zwembad, eindelijk eens van een fatsoenlijke afmeting.
's Avonds op het terras van de Bistro, onder een enorme wurgvijg, een gezellig gesprek met een man en vrouw (eind dertigers), waar we zijn gezichtskenmerken al besproken hadden aan onze eigen tafel. Een goede patiënt van mij lijkt sprekend op hem. En wat blijkt....zij komt uit Perth met een Nieuw-Zeelandse ie-klank en zijn ouders zijn Nederlands: moeder uit Hoofddorp en vader uit Amsterdam. In 1957 geëmigreerd naar Australië. Nou...schedelkennis nietwaar!
Een tafel verderop zit een magere man (60er) en vrouw (normaal, leuk gezicht, 40er) en zoontje Benjamin van 10, 2e huwelijk etc. Zo hoor je snel meer van elkaar. Ze komen uit Canberra, hebben drie maanden vrij om te reizen, geven Ben aanvullend rekenen, dat moet dan wel, in het Canberra-schoolsysteem.
Hij is van Duitse komaf, te zien, en 'broker', ook te zien, zij komt uit Wateringen, bij Rijswijk, nou ja zeg...dat schept een band, zelfs nog wat Nederlandse woorden!
Haar beroep blijft wat in de lucht hangen, helaas...
Als we, enigszins slingerend, de camper bereiken, horen we onder de belendende Wattle-tree vreemde geluiden. Nu komt dat wel vaker voor na een stevige Australische Cabernet (2011), maar Sieta spurt direct met de camera erop af. De scène speelt zich af onder en in de boom, waar twee mannetjes Possums knokken om een verlegen wijfje. De twee Common Brushtail Possums donderen elkaar de boom uit en staan stijf rechtop tegenover elkaar onder de boom, klikkende tonggeluiden voortbrengend. Rechtop zijn ze zeker 60 cm groot en dreigend, met wijdopen nachtogen, met dikke vachtstaarten. Het lijkt op een kattengevecht, maar dan anders. Een geweldige voorstelling voor het slapen gaan!
Ons plan de volgende dag is om Kakadu Nat. Park te bereiken, eigenlijk het hoofdplaatsje Jabiru, op 300 km. Maar plannen zijn soms ook voor de prullenbak. Want onderweg op het eerste stuk Stuart Hwy. (die weer), is er een afslag naar Edith Falls ofwel Leliyn Falls (aboriginal). En die omgeving aan de rand van het Nitmiluk Nat. Park, blijkt niet te versmaden. Edit Falls bestaat, in het droge seizoen nu, uit een serie, getrapte watervallen, uitkomend in min of meer grote rotskommen . Hoge, kale grijs-rode rotsen omzomen het geheel. We klimmen via een paadje omhoog naar de Upper Falls, waar een tiental jeugdige mensen onder en naar de waterval daarboven zwemmen. Inmiddels weten wij wel, dat het heerlijk zwemt in korte broek + sandalen en een uur lang spartelen we heen en weer in het diepe, heldere water. En temmen de stroom tot onder de waterval. En geen krokodillen daar, althans niet in the dry season.
Al met al eindigen we de dag bij de afbladderende, vervallen kleine campside van het voormalig goudzoekersstadje Pine Creek, aan het begin van de Kakadu Hwy.
's Avonds staart een dikke groene kikker mij aan in de wc-pot. Niet voor niets hangt er op elk toiletgebouw een waarschuwingsbriefje met de vermelding het deksel van de wc-pot te sluiten, zo ook met de wasmachines!
Na ampel beraad doe ik mijn behoefte boven op de kikker en trek hem door.... Immers, wellicht is het een Cane Toad (een geïmporteerde suikerrietpad), het meest gehate import-beest van Australië. Hij bezit nl. een gifklier, die, als andere dieren hem opeten, de aanvaller doodt. Vandaar het gedecimeerde aantal van sommige roofvogelsoorten, gifslangen, krokodillen en buidelmarters. Hij werd in 1935 geïmporteerd uit Zuid-Amerika om de suikerrietkever in de rietvelden van Queensland te bestrijden. Hij bedreigt nu de biodiversiteit van Kakadu Nat. Park tot Port Macquarie bij Sydney. Men probeert hem massaal te vangen, voordat de pad op pad gaat in heel Australië.
Op dinsdag 26 mei rijden we om 10 uur bij het Mary River Roadhouse het Kakadu Nat. Park binnen. Puur tropisch, puur wild, zo groot als half Nederland. Het aantal Pandanus Screw Pines langs de weg neemt toe (agave-achtige planten, maar dan als boom!), ook het aantal meer dan manshoge termietenheuvels. Als stille wachters staan deze bruin- en rood-cementachtige producten van grote en kleine termieten in het landschap. Het lijken spookachtige gedaanten, vooral in het halfduister.
Plotseling langs de weg een Aboriginal-tiener, die brandende lonten in de berm keilt. Voor ons brandt het bos links en rechts en wij duiken een tunnel van rook in. Het is brand-tijd voor de Aborigines, de meeste bomen overleven die fikken wel, het ondergewas en de grassen branden weg, wat reden is voor nieuw leven. Grote vluchten roofvogels zwermen boven het brandende bos, op zoek naar vluchtende prooidieren, zo heeft elk nadeel zijn voordeel!
Weer even later een gillende sirene in onze eigen cabine. Een oranje lampje, dat een benzinepomp met een zebrapad eronder aanduidt, flikkert onophoudelijk...maar die snerpende buzzerd doet ons vlak achter de brand stoppen. Eerst denken we nog aan het brandalarm in de wooncabine... maar nee....
De 'manual' erbij, wel voelend dat de motor goed loopt, dat er voldoende brandstof is, en dat de auto nog maar 6160 km oud is . "What the hell...!"
In de handleiding vinden we een losse folder met de uitleg over het spiksplinternieuwe diesel fuelfilter. Met, be aware: "water contaminated fuel, and poor quality fuel will cause serieus damage to fuel injection components!"
We beseffen, dat we heel wat vieze, vuile, eenzame benzinestations aangedaan hebben!
De Warning Lamp en de Buzzer: "If this lamp comes on, immediately contact your Toyota dealer for an inspection!"
Ja maar, this is the middle of nowhere....
We snappen uit een tekening, dat er een waterreservoirtje zit, afschroefbaar, onder het brandstoffilter. Maar wij komen nergens aan, hoor. Stel dat we het verpesten... kost het toch nog de nodige duiten!
Onze Australische mobile-Phone heeft hier gelukkig 1 paaltje van de vier, bereik en we bellen de hoofdagent van het landelijk Apollo-verhuurbedrijf. Zo te horen krijg ik een vriendelijke Japanner aan de lijn, redelijk verstaanbaar. Hij zoekt een 'workshop' op bij het benzinestation in Jabiru, gelukkig ook onze geplande bestemming voor die dag. Het is nog eens 70 km rijden, met een snerpende buzzer, welk geluid we proberen te dempen met tissues in de oorschelpen. Voor de zekerheid rij ik niet sneller dan 70 km per uur. Het motorgeluid klinkt even sonoor als 6160 km tevoren, er lijkt niets aan de hand.
De mecanicien verteld na de 'operatie' filter-vervangen, dat er aardig water in het diesel- reservoirtje zat. Het kan misschien nog eens gebeuren.... Fijne man, overigens.
In Jabiru vinden we gemakkelijk een door een Australisch stel aanbevolen campside, beheerd door een Aboriginal staf. De 'Anbinik' campside is prachtig geconstrueerd, een verbeterde versie van de voormalige 'Lakeview Campside', met luxe cabins, maar wij staan aan een betonnen slab, met een eigen wc-en douchehokje, spiksplinternieuw. En doodstil, want grote plaatsen. Wat een luxe. Een klein zwembad tussen de goed onderhouden bananen-palm-en grasvegetatie rondom verhoogt het kampplezier. Diverse vogels, en een grote kolonie Little Corella's (herrie-papegaaien) verlevendigen het geheel. 's Avonds ook een dingo bij de camper, we weten het, nooit afval buiten laten hangen!
Bij het ingaan van de schemering vliegen honderden Bats, groot en klein, over ons heen, richting ondergaande zon....amazing!
Gister, woensdag, maakte Sieta de camper een stuk schoner, hij was rood van buiten, heel Australië kleefde eraan vast. Alle buitenkastjes rood van binnen, schoenen rood, waterslang rood, elektrasnoer rood, en alle collectabilia (schelpen, stukken hout, stenen etc) rood....alles stof...
Ik schrijf verslag....
G'day Mates en Sheila's ( Sheila = strine (Australisch) voor vrouw!)
Morgen, zaterdagochtend op weg naar onze laatste standplaats, Darwin, hoofdstad van Northern Territory. De laatste circa 300 km Australia, de teller gaat stokken bij 6800 km.
Temp. om 13.30 uur, 37°C, hoge luchtvochtigheid, stevige bries, het is 'diezig', half bewolkt. In vijf weken geen regen gehad, toch nog?
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley